Meestal is het de gynaecoloog die een hormoonbehandeling opstart. Anderzijds kan dat ook de huisarts zijn, al heeft die in sommige gevallen misschien weinig ervaring op dat vlak. Of wellicht wil de huisarts die beslissing niet zelf nemen, maar is hij wel bekwaam om de behandeling op te volgen. Voor een dergelijke specifieke aangelegenheid als een hormoontherapie heeft een vrouw trouwens veeleer de neiging om het advies van haar gynaecoloog in te winnen. Voor elke patiënte afzonderlijk maakt men een individuele afweging tussen de voordelen, anders gezegd het bestrijden van vroegtijdige symptomen, zoals opvliegers, stemmingswisselingen en vaginale droogte, en de eventuele latere risico’s, zoals hart- en vaatziekten, osteoporose, ziekte van Alzheimer. Na dit gesprek beslist men over te gaan tot een hormoontherapie. Ofwel begint men met een symptomatische behandeling, ofwel doet men helemaal niets, omdat het niet echt nodig is. Daarnaast is het ook belangrijk om periodiek de voordelen van de hormoonbehandeling te evalueren. Een dergelijke therapie schrijft men niet voor gedurende 10 of 20 jaar. Gewoonlijk gaat men om de twee jaar naar de gynaecoloog, de termijn die voorgeschreven wordt om borstkanker op te sporen, of om de drie jaar, om baarmoederhalskanker te ontdekken. En dan evalueert men: wordt de hormoonbehandeling voortgezet? Vermindert men de dosis? Probeert men te stoppen? Ofwel zijn er nog symptomen, of is de botmassa niet goed. Men kan dan beslissen om door te gaan, ondanks een klein, verhoogd risico op borstkanker.

Dr Mireille Smets († 10-11-2014), Gynaecoloog, Cliniques Universitaires Saint-Luc