Zijn hormoonvervangingstherapieën gevaarlijk voor de gezondheid?
Wanneer men hormonale substitutietherapie voorstelt aan vrouwen die last hebben van de typische symptomen van de menopauze, stuit men soms op wat verzet.
Waarom is dat? Soms kan de patiënte inderdaad ietwat terughoudend zijn. Meestal is het wel zo dat een vrouw wil dat haar klachten verminderen, maar het gebeurt vaak dat ze over dit onderwerp al gesproken heeft met een leeftijdsgenote, of dat ze bepaalde zaken gehoord heeft in de media. En een hormoonvervangingstherapie boezemt haar angst in. In de eerste plaats is er de angst om borstkanker te krijgen, omdat zoiets haar vrouwelijkheid aantast. Geconfronteerd worden met borstkanker is een inbreuk op het beeld dat men heeft van zichzelf als vrouw. Die angst hebben heel wat vrouwen. En toch miskent men op die manier de echte gezondheidsrisico’s voor vrouwen boven de vijftig. Ze lopen vooral het risico op hart- en vaatziekten. Dergelijke aandoeningen zijn zelfs de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen boven de 65 jaar.
Borstkanker komt inderdaad ook vaak voor: 12,5% van de vrouwelijke populatie wordt erdoor getroffen, zonder onderscheid van leeftijd of afkomst. Ongeveer 1 vrouw op 8 wordt tijdens haar leven geconfronteerd met borstkanker. Voor vrouwen is dit een heel gevoelig onderwerp, iets waarvoor ze geweldig bang zijn. Een hormonale substitutietherapie kan inderdaad het risico op borstkanker beïnvloeden. Maar daarbij moet men rekening houden met diverse factoren. Vooreerst is die impact bijzonder laag. Bij wie de juiste behandeling krijgt, stijgt het risico van 12,5% bij de algemene populatie tot 12,8 à 12,9% bij wie de therapie krijgt. Als men een steekproef neemt onder de bevolking zullen misschien 6 extra vrouwen op 1000 borstkanker krijgen als ze een hormoonvervangingstherapie volgen, in verhouding tot de vrouwen die dat niet doen. Dit is bijgevolg een aanvaardbaar risico. Zeker als men weet dat de levenskwaliteit erdoor verbetert en dat men daardoor osteoporose voorkomt. Dat risico hangt ook af van de duur van de behandeling. Als men tot vijf jaar een hormoonvervangende therapie krijgt, verandert het risico nauwelijks. Vooral wanneer men langer dan 5 jaar hormonen neemt, is er die stijging van 6 vrouwen op 1000 waarover ik het eerder had.
Tot slot zijn niet alle hormonale behandelingen gelijk, zoals blijkt uit recent onderzoek. Men moet de voorkeur geven aan natuurlijke oestrogenen, derivaten van 17-beta-oestradiol, een molecule die geproduceerd wordt door het menselijk lichaam, en daarnaast aan natuurlijk progesteron of de derivaten die daar nauw bij aansluiten, zoals dydrogesteron. Progesteron van synthetische aard, met een veel actievere werking, is de slechte leerling van de klas, omdat dat hormoon het risico op borstkanker ietwat verhoogt. Synthetisch progesteron moet men bijgevolg voorbehouden voor welbepaalde gevallen en symptomen. De arts moet alle gevallen apart bekijken.
Dr Mireille Smets († 10-11-2014), Gynaecoloog, Cliniques Universitaires Saint-Luc