Tijdens de eerste prenatale consultatie wordt getest of uw bloedgroep compatibel is met die van uw baby, er wordt met andere worden bepaald of uw resusfactor negatief is. Maar wat houdt dat precies in? Wat zijn de risico’s van een incompatibele resusfactor en welke behandelingen zijn er?

point-d-interrogation

Wat is een incompatibele resusfactor?

Uw bloedgroep wordt uitgedrukt met een letter (A, B of O) en een teken (+ of -). Dat teken noemt men de resusfactor. De resusfactor is positief (Rh+) als de molecule D (D-antigeen) op de buitenkant van de rode bloedlichaampjes (de bloedcellen die de zuurstof transporteren) aanwezig is. De resusfactor is negatief (Rh-) als dit D-antigeen afwezig is. Het teken van de resusfactor is dus een genetische eigenschap.

Twee partners kunnen elk een verschillende resusfactor hebben: de man is bijvoorbeeld Rh+ en de vrouw Rh-. Het kind kan dus het teken van de moeder erven (dan is het compatibel) of dat van de vader, wat in dat geval een incompatibele resusfactor tot gevolg heeft. Die laatste situatie houdt risico’s in voor zowel de moeder als de baby.

Tijdens de eerste prenatale controle wordt de resusfactor bepaald via een bloedonderzoek. Tijdens de vijfde raadpleging wordt een tweede onderzoek gedaan.

 

De risico’s van een incompatibele resusfactor

Vooral tijdens het 3de trimester en de bevalling kan het bloed van de baby in uw bloedbaan terechtkomen. Ook in andere situaties kunnen grote hoeveelheden bloed overgaan, zoals een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, vaginaal bloedverlies, een miskraam, een biopsie van de trofoblast, een vruchtwaterpunctie of een buiktrauma.

Als het resuspositief bloed van uw baby in uw resusnegatief bloed terechtkomt, zal uw immuunsysteem op het D-antigeen reageren door antistoffen aan te maken, de zogenaamde onregelmatige agglutininen. Die kunnen op hun beurt via de placenta in het bloed van uw baby terechtkomen. Ze gaan vervolgens zijn rode bloedcellen aanvallen, wat tot bloedarmoede leidt. Gezien de rode bloedcellen de zuurstof naar de vitale organen transporteren, kunnen de gevolgen heel ernstig zijn.

Transfusie om de risico’s te beperken

In geval van bloedarmoede bij de foetus wordt een bloedtransfusie in de baarmoeder uitgevoerd om de vernietigde rode bloedlichaampjes te vervangen door nieuwe die wel compatibel zijn met die van u. Tijdens die ingreep wordt de hartslag van de foetus voortdurend gecontroleerd om het risico op complicaties (bloedklonter of bloeding) te voorkomen. Als de baby onvoldoende rode bloedcellen heeft, kan een dergelijke transfusie verschillende keren tijdens de zwangerschap en bij de geboorte worden uitgevoerd.

Toch is het altijd beter om te voorkomen dat antistoffen worden aangemaakt want die blijven levenslang in uw bloed zitten (tijdens eventuele volgende zwangerschappen wordt de incompatibele resusfactor dan ook extra in de gaten gehouden). Om de aanmaak van agglutininen te voorkomen, kan een intraveneuze injectie met anti-D immunoglobulinen (tegen de D-antigenen) worden gegeven. De rode bloedcellen van uw baby die in uw bloed terechtkomen, worden dan zelfs vernietigd voordat de antistoffen kunnen worden aangemaakt. De injectie wordt toegediend tijdens een bloedafname of tijdens ingrepen zoals een vruchtwaterpunctie, biopsie van de trofoblast of uitwendig draaien van de baby. Ze kan ook worden gegeven bij een miskraam, een buitenbaarmoederlijke zwangerschap of tijdens de bevalling.

Artikel opgemaakt onder toezicht van Dr Gautier Vandenbossche
Publicatiedatum : 11-02-2016