Bij zwangerschapsdiabetes, ook wel diabetes gravidarum genoemd, worden verhoogde bloedsuikerwaarden vastgesteld. Dit komt enkel voor tijdens de zwangerschap en verdwijnt gewoonlijk na de geboorte Hoe ontstaat het en wat zijn de risico’s voor de moeder en de baby?

De oorzaken van zwangerschapsdiabetes

De pancreas is een orgaan in de buik dat het hormoon insuline afscheidt om de bloedsuikerspiegel te regelen. Die bloedsuikerspiegel verhoogt namelijk na het eten. De insuline begint dan te werken zodat de suiker de bloedvaten kan verlaten en in de cellen van het organisme kan komen (de lever waar de suiker wordt opgeslagen, of de spieren waar de suiker wordt verbrand als brandstof). De bloedsuikerspiegel zal dan weer dalen.

Diabete_grossesse

1. Pancreas – 2. Lever – 3. Maag - 4. Insuline

Tijdens de zwangerschap scheidt de placenta echter ook hormonen af die beletten dat de pancreas correct werkt. De pancreas moet dan meer insuline aanmaken om dit te compenseren, maar bij sommige zwangere vrouwen lijkt dat niet te lukken. In dat geval spreekt men van zwangerschapsdiabetes.

Gemiddeld tussen 3 en 6%1 van de zwangere vrouwen krijgt zwangerschapsdiabetes. Dit zijn enkele risicofactoren:

  • Ouder dan 35
  • Overgewicht (BMI hoger dan 25)
  • Ooit al eens zwangerschapsdiabetes gehad
  • Al bevallen van een baby van meer dan 4 kg
  • Een familiale voorgeschiedenis van diabetes
  • Zwanger zijn van een tweeling

diabete-grossesse

Dagelijkse controle om de risico’s voor de baby te beperken

Zwangerschapsdiabetes heeft gevolgen voor de baby. Het te suikerrijke bloed gaat immers via de navelstreng naar de foetus, met als gevolg dat die te veel kan aankomen (een baby van 4 tot 5 kg). De bevalling wordt dan gecompliceerd en gebeurt meestal via een keizersnede. Er worden ook meer vroeggeboortes geconstateerd.

Zwangerschapsdiabetes houdt ook een verhoogd risico op hartinsufficiëntie en prenatale sterfte in. Bij de geboorte kan de baby zogenaamde hypoglykemie hebben (te lage bloedsuikerspiegel) omdat zijn pancreas gewend is om veel insuline aan te maken om de overmatige aanvoer van suiker uit het bloed van zijn moeder op te vangen. Zodra de baby geboren is, verlaagt zijn bloedsuikerspiegel. De aanmaak van insuline blijft in het begin echter hetzelfde, vandaar het risico op hypoglykemie. Hij zal dus van dichtbij worden geobserveerd.

Tot slot heeft de baby als volwassene meer kans om zwaarlijvig te worden of diabetes type 2 te ontwikkelen.

Gezien die risico’s is een zeer regelmatige of zelfs dagelijkse controle nodig om te zorgen dat de mama en de baby in goede gezondheid blijven:

  • Een suikertest tijdens het 1ste trimester voor vrouwen met een risico en tijdens de 4de prenatale consultatie voor andere vrouwen. Deze test is echter niet verplicht.
  • Observatie van de foetus via CTG om te controleren of alles nog regelmatig is (hartslag, weeën).
  • Regelmatige echografieën om het gewicht van de baby en zijn hartslag te controleren.
  • Begeleiding door een diëtiste die evenwichtige en aangepaste maaltijden kan voorschrijven.

Bij zwangerschapsdiabetes wordt gezonde voeding aangeraden met weinig gesuikerde producten (confituur, gesuikerde dranken, maximaal 2 tot 3 stukken fruit per dag, enz.). Dat dieet volstaat echter niet in alle gevallen. De arts zal dan injecties met insuline voorschrijven. De patiënte kan die zelf toedienen.